De VOC handelde in specerijen

Exotische kruiden en specerijen waren niet onbekend in middeleeuws Europa. Tot de tijd van de kruisvaarders werd handel met het Verre Oosten onderhouden door Joden en Arabieren. Met de kruistochten nam het gebruik en de populariteit van peper, kruidnagel, kardamom en andere oosterse specerijen sterk toe. Tot in de zestiende eeuw bleef de handel in handen van Arabieren, de Venetianen en Genuanen. Vanuit Venetië en Genua vonden de specerijen hun weg naar het noorden van Europa. Door deze lange weg waren ze erg duur. In de zestiende eeuw slaagden de Portugezen erin, mede met steun van de Paus, het monopolie op de handel in oosterse goederen in handen te krijgen.

De verovering van Portugal door Spanje in 1580 bracht de specerijenhandel in Spaanse handen. De specerijenhandel met de opstandige Nederlanden werd daarop herhaaldelijk gehinderd. De populariteit van de exotische specerijen was echter zo groot geworden, dat vanuit verschillende Noord-Europese landen schepen werden uitgerust om de kostbare peper zelf te gaan halen in Indië. Ook in de Nederlanden wierpen kooplieden zich op deze lucratieve handel. De oprichting van de VOC was de volgende stap. Specerijen vormden het belangrijkste handelsproduct. Later kwamen daar andere goederen bij, zoals suiker en koffie. Specerijen bleven altijd tenminste de helft van de lading van een gemiddeld retourschip uitmaken, zoals de cargalijsten ons laten zien.

Peper

Peper was al in de Middeleeuwen een van de belangerijkste specerijen, met een uitgebreid gebruik, zowel culinair als medicinaal. In sommige perioden werd het gebruikt als een alternatief voor geld. Peper werd geacht effectief te zijn tegen depressies, pijn, in het bijzonder maagpijn en koorts. Soldaten geloofden dat het bij zich dragen van peperkorrels heb beschermde op het slagveld. Peper was de voornaamste reden om de lange tochten naar de Oost te ondernemen.

 afbeelding: peper

Muskaatnoten

Ook muskaatnoten (vaak kortweg noten genoemd) hadden in de Middeleeuwen een reputatie als medicijn. Hildegard van Bingen (1098-1179) raadde haar volgelingen aan een muskaatnoot op zak te dragen op Nieuwjaarsdag, omdat hen dat gedurende het hele komende jaar zou beschermen tegen vallen van hoogtes. Het werd gebruikt als geneesmiddel tegen epilepsie, oogziekten en maagziekten.

Muskaatnoten groeiden vroeger alleen op de Banda-eilanden op de Molukken. Zowel noten als foelie waren al in het begin van de VOC een geliefd handelsproduct. Zo geliefd, dat de VOC direct probeerde de productie te monopoliseren, met grof geweld. De bevolking van Banda werd verdreven of uitgemoord, waarna de productie in handen kwam van perkeniers, boeren die uitsluitend voor de VOC produceerden. Tegelijk werden op de eilanden buiten Banda alle nootmuskaatbomen omgehakt.

Nootmuskaat werd vooral in groentengerechten en zoete gerechten gebruikt, en in kruidendranken. Hele muskaatnoten in zilver gevat werden gebruikt als een pomander (soort versiering).

Foelie

Foelie is het vlies dat om een muskaatnoot heen zit.

Kaneel

Kaneel is de gedroogde bast van de kaneelboom. Er waren twee soorten kaneel: de gewone kaneel, bij ons meer bekend als Cassia, en de echte kaneel, die fijner was van smaak en lichter van kleur dan de Cassia, en dus ook veel duurder. Kaneel was een van de populairste specerijen, en werd ver voor de tijd van de VOC gebruikt. Het werd gebruikt om verkoudheid, koorts en arthritis (gewrichtontsteking) te genezen. In de keuken werd kaneel gebruikt in zoete gerechten, gekruide dranken, als geurstof en als conserveermiddel.

Kruidnagel

Kruidnagelen (vaak kortweg nagelen genoemd) werden in de Middeleeuwen gebruikt als geneesmiddel tegen de pest. Kruidnagelen vormden een goede inkomstenbron voor de VOC. Het monopolie op kruidnagelen was moeilijk te verwerven. Vroeger groeide deze specerij alleen in het wild op het eiland Makian in de noordelijke Molukken. De grote Europese vraag stimuleerde de bevolking kruidnagelen te gaan kweken en zij brachten kleine plantjes in holle bamboestammen met aarde naar Ambon, Ceram en andere eilanden in de zuidelijke Molukken. Vanaf 1625 probeerde de VOC de kruidnagelteelt te concentreren op Ambon. Zij verplichtte elke Ambonees tien kruidnagelboompjes te planten en te onderhouden. Daarnaast werden zij gedwongen tot zogenaamde hongitochten. Dit waren expedities met oorlogsprauwen om op concurrerende plantages de kruidnagelbomen om te hakken. Omstreeks 1650 had de VOC voldoende greep op de kruidnagelhandel om de hele Europese markt te voorzien.

Gember

Gember (ook wel gengber) stond bekend als geneesmiddel tegen vergiftiging, griep en maagpijn. Het was een middel tegen veroudering en beschermde tegen de pest. Bovendien was het een ingrediënt in liefdesdranken. Gember werd gedroogd of geconfijt (gedroogd in suiker) geïmporteerd, zoals blijkt uit de cargalijsten (lijst met goederen). In de keuken was het vooral populair in dranken, kruidenmengsels en voor gebak. Maar de geconfijte bolletjes werden ook los gegeten, net als nu het geval is.

Kardamom

Kardamom was vooral populair in de Arabische wereld, waar het al sinds tijden werd gebruikt om de koffie te kruiden. De Europeanen gebruikten kardamom om hoofdpijn, koorts en verkoudheid te genezen. Het was een belangrijk ingrediënt in kruidenwijn en werd veel gebruikt in zoete gerechten.

Paradijskorrel

Een veel voorkomende specerij, die later geheel uit de keuken verdween was de paradijskorrel. De paradijskorrel is afkomstig uit Equatoriaal Afrika. Voor de ontdekking van de zeeroute naar India was Paradijskorrel populair als vervanging voor de in die tijd vrijwel onbetaalbare peper. Het werd door de Portugese handelaars in de Late Middeleeuwen op de markt gebracht. Vooral de specerijenmarkten van Brugge en Antwerpen waren belangrijke verdeelcentra. Paradijskorrels zijn hoekige zaden, ongeveer ter grootte van kardamomzaad, en met een smaak die het midden houdt tussen peper en gember.

Galanga

Galanga was een van de belangrijkste ingredienten in galentijn, een gebonden saus die gemaakt werd van azijn, wijn en verschillende kruiden en die over vlees of vis gegoten werd.

Gebruik van deze kruiden in de keuken werd soms meer bepaald door de kostbaarheid dan de smaak. Kruidenwijn bevatte de meeste van bovengenoemde specerijen; kaneel werd gebruikt in vrijwel elk gerecht, zoet, zuur of zout. Kruidnagels werden gebruikt zoals nu ook nog vaak gebeurt, in hun geheel in stukken vlees of vis gestoken.

Bron: http://www.gemeentemusea-delft.nl/gmd21012005/delftcollectie/page478f.html?alias=ded.voc&id=i000120